De Traditie

Uit: The Way of Kabbalah van Z'ev ben Shimon Halevi
Download hele tekst

 

Binnen iedere religie zijn altijd twee aspecten aanwezig, het zichtbare en het verborgene. Het zichtbare wordt manifest in gebouwen, voorgangers, rituelen en geschriften. Deze hebben als taak de wereld als geheel te beïnvloeden door een besef van een hogere Macht, een Morele code en goede gewoontes te introduceren in de harde strijd om het bestaan die door de meeste mensen wordt gevoerd. Natuurlijk zijn er tijden waarin het geestelijk ambt door wereldse zaken wordt beïnvloed en zijn gezag wordt gecorrumpeerd waardoor het tot onderdrukker wordt van zowel ziel als lichaam. Maar zulke verschijnselen zijn onderhevig aan de wetten van de kosmische rechtvaardigheid en het kwade vernietigt zichzelf. Iedere religie kent zulke periodes, zij horen bij de laatste fase van verval, waarna een nieuwe impuls de traditie weer tot leven brengt.

Deze nieuwe impuls komt altijd voort uit het verborgen aspect van de religie. Het licht dat eens de Leer verlichtte, keert vaak terug geconcentreerd rondom een mens of een groep. Het komt tegemoet aan de behoeften van een generatie, die de opvatting van de ouders ten aanzien van de traditie niet langer kan accepteren. Om een religie levend te houden, moet dit proces continu plaatsvinden. Als dit niet gebeurt, zal de inhoud al snel vervagen tot louter vorm en uiteindelijk verworden tot louter vorm, die de onwetende gevangen houdt en de intelligente mens verjaagt. De ironie zowel als de voorzienigheid van een dergelijke situatie is, dat de opstandigen dikwijls op zoek gaan naar de oorspronkelijke principes van hun geloof en die vinden op een plek die ver verwijderd is van de conventionele en behoudende orde van hun eigen religie. Terwijl zij de bron van een andere traditie onderzoeken, komt het herhaaldelijk voor dat zij dezelfde voorschriften en doelstellingen herkennen. Vaak in termen die vreemd genoeg vertrouwder aanvoelen dan de verwaterde of verkokerde versies die ze als kind aangeleerd kregen. Dit komt omdat alle tradities elkaar bij de bron ontmoeten.

Deze bron is het verborgen aspect van een traditie, dat zich periodiek openbaart, steeds als zij die verantwoordelijk zijn voor het spirituele leven van de mensheid, de Leer herformuleren voor de huidige generatie. Deze nieuwe beschrijving van de aard van de Mens en zijn relatie tot de Wereld en tot God kan vele vormen aannemen maar is in essentie nooit veranderd. De Leer is compleet en perfect in zichzelf, hoewel zij vele gedaanten kent.

Het verborgen aspect van religie dient om de traditie te bewaren, maar niet via een rigide gedragslijn. De Leer kan worden opgeschreven wordt of uitgewerkt tot feest, kunst of verhaal, maar haar echte leven kan alleen mondeling worden doorgegeven, en wel binnen de subtiele relatie tussen oudere en jongere. Zo vindt er geen vervorming plaats wanneer de tijd de geschreven taal ontoegankelijk maakt. Iedere generatie wordt in haar eigen taal onderwezen en hoewel de terminologie kan veranderen, zal de precieze betekenis binnen de geldende spreektaal dat niet doen. Dit verklaart waarom vele oude geschriften vrijwel onleesbaar zijn. We voelen hun diepe waarheid maar we kunnen hun taal of symbolen niet volledig begrijpen, omdat zij werden geformuleerd voor de kinderen van die tijd. Dit wil niet zeggen dat alle oude geschriften hun geldigheid hebben verloren. Sommigen, zoals de Bijbel, zijn zo simpel en objectief dat de Leer de millenia heeft doorstaan. Het gaat om basale, eenvoudig geconstrueerde verhalen. In de uittocht uit Egypte van de Kinderen van Israël, richting het Beloofde land, kunnen we bijvoorbeeld de reis van de ziel herkennen die de slavernij van het lichaam en zijn moeilijkheden verlaat om het Land van melk en honing binnen te gaan. Dergelijke geschriften zijn van een geheel andere orde dan de vele religieuze geleerde werken en studieboeken. Iedere religie heeft haar eigen geschriften, die de gronding van die traditie vormen in relatie tot de Wereld. Geen van de belangrijke geloven zou zonder die geschriften kunnen bestaan.

De innerlijke Traditie is een continu doorlopende lijn. Er wordt wel gezegd dat de Kabbalah teruggaat tot de engelen die door God werden onderricht. De mensheid wordt onderwezen door hun aanvoerder, Aartsengel Metatron, de volgens de apocalytische legende getransfigureerde Enoch die als mens 'naast God liep' en de dood niet hoefde te ondergaan (Genesis 5:24). Volgens deze legende manifesteerde Metatron zich gedurende de geschiedenis verschillende malen als een van de grote leraren, waaronder Melchizedek, de Koning zonder vader of moeder die Abraham in de lijn inwijdde. (Genesis 14:18-20). Abraham onderwees op zijn beurt zijn zoon Isaac, die de Leer doorgaf aan Jacob. Toen Jacob Israël werd, de vader van de twaalf menstypen, was alleen Levi in staat om de Leer door te geven. Mozes, een Leviet, zette de lijn voort door hem door te geven aan Joshua en de Oudsten van Israël. David, de eerste echte koning van Israël, onderhield een directe verbinding met de Traditie, wat blijkt uit het gebruik van Gods attributen bij de zegening van Salomon (Kronieken I 29:11).

Salomon bezat de sleutel, maar verloor hem toen hij zich verloor in de aanbidding van andere goden. Dit veroorzaakte het einde van het koninkrijk en leidde tot de uiteindelijke vernietiging van de Tempel, die de Leer in zijn architectuur symboliseerde en belichaamde. Met het verdwijnen van de uiterlijke manifestatie ging de Leer gedurende de Babylonische Ballingschap ondergronds, maar keerde terug bij de Grote Vergadering van Ezra. Vanaf dit moment liep de Leer parallel met het orthodoxe Jodendom, maar altijd discreet en verborgen. Terwijl de geleerden de Bijbel en de commentaren erop (wat later de Talmud werd) bestudeerden, waren er ook mensen die de Maaseh Berashit - Het Werk der Schepping of de studie van het Universum - contempleerden en praktiseerden, naast de Maaseh Merkabah - Het Werk van de Zegewagen - of de studie van de Mens. Deze beide studies werden beschouwd als uiterst geheim. Zoals alle esoterische doctrines bleven ze verborgen, niet omdat iemand ze verborgen hield, maar omdat ze simpelweg onbegrijpelijk waren voor de mensen die niet in de hogere werelden geïnteresseerd waren. Rondom dit soort studies ontstonden altijd veel misverstanden. Soms omdat degenen die meenden over kennis te beschikken zich inbeeldden er exclusief recht op te hebben en vragenstellers bang maakten en wegjoegen. Soms vanuit pure bijgelovige onwetendheid, vooral bij diegenen die slechts weinig notie hadden van de implicatie van spiritueel werk. Dit verschijnsel heeft mystici van elke religie parten gespeeld. De heilige Johannes van het Kruis stond onder zware druk van de Kerk en niet weinig Soefi‘s werden door de orthodoxe Islam vervolgd. Mystici binnen het Jodendom werden geconfronteerd met hetzelfde probleem en sommigen van hen, zoals de Essenen, vormden geïsoleerde gemeenschappen om zichzelf te beschermen.

De Kabbalah, ofschoon pas in de Middeleeuwen zo genoemd, was gedurende de Romeinse tijd zowel in Palestina als in de Babylonische gemeenschap actief. Op dat moment had de Leer al vele Griekse en Babylonische woorden en ideeën in zich opgenomen en ingebed in de Joodse mystieke Traditie, teneinde de generaties die leefden binnen de culturen van deze Rijken aan te spreken. Boeken als de Sefer Yezirah illustreren deze vermenging goed en ook andere werken, zoals het Boek van Enoch, laten zien dat de profetische openbaring verre van dood was, ondanks het krachtige niet-Joodse karakter van de tekst.

De lijn zette zich voort gedurende de vroegchristelijke periode en het leidt geen twijfel dat Joshua ben Miriam, of Jezus, zeer vertrouwd was met de verborgen Joodse Traditie. Zijn visie en referentiekader is volledig kabbalistisch. Zo refereert bijvoorbeeld zijn uitdrukking 'Koninkrijk der Hemelen' direct aan Malkhut van Briah. Aan de orthodoxe kant werd het Werk van de Zegewagen voortgezet, waarbij de beoefenaren door de Talmud als de Merkabah-reizigers of de 'Bezoekers van het Paradijs' aangeduid werden. Deze periode bracht literatuur voort die op hun ervaringen was gebaseerd. Dergelijke spirituele reizen, die de verschillende stadia van het opstijgen betreffen, werden beschreven in termen van Hemelse Hallen, de Troon van God, en in één enkel werk als de Goddelijke Adam en zijn dimensies. Zulk soort boeken werden door diegenen die verantwoordelijk waren voor de hoofdstroom van het Jodendom als te krachtig beschouwd voor het gewone volk om te hanteren. Vele rabijnen verboden zelfs de bestudering ervan en drongen erop aan dat men zich alleen concentreerde op de beredeneerde logica van de letterlijke Torah, die voornamelijk het rechtschapen gedrag in deze wereld behandelde.

De Chokmah Nistarah of 'Verborgen Wijsheid' bleef, inherent aan haar eigen aard, verborgen en werd gedurende vele eeuwen in het geheim beoefend door een enkeling, totdat zij in het midden van de negende eeuw door Aaron ben Samuel van Babylon naar Italië werd overgebracht. Van hieruit verspreidde zij zich naar het Noorden - naar Duitsland - om daar een zeer praktisch georiënteerde Kabbalah te grondvesten; en naar het Westen - naar Frankrijk en Spanje - om daar een meer beschouwende tak te genereren. Deze filosofische stroming in het mediterrane Westen werd gestimuleerd door een heropleving van de studie van de Griekse wijsheid binnen het islamitische Spanje.

Om de aantrekkingskracht van Aristoteles het hoofd te bieden, herformuleerden de kabbalisten de Leer met behulp van de gangbare academische taal van die tijd. Omdat de Kabbalah al veel neoplatoonse termen bevatte, was de aanpassing een succes. Zelfs zodanig dat er een belangrijke bloeiperiode van de Kabbalah aanbrak, parallel aan de grote beweging van de Scholastiek binnen het Christendom. De geografische focus van de kabbalistische studie bevond zich in de Provence en in Spanje, in het bijzonder in de Catalaanse stad Gerona, waar veel belangrijk beschouwend werk gedaan werd op het gebied van de kabbalistische theorie.

Uit deze grootse verschijning van de Traditie, kwam datgene voort wat algemeen erkend wordt als Kabbalah. Het vond zijn neerslag in het enorme literaire werk dat bekend staat als de Zohar of Boek der Schittering dat een grote hoeveelheid esoterisch materiaal bevat en teruggaat tot de tijd van de Romeinen. Hoewel het werk op zijn best als een compilatie werd gezien, en op zijn slechtst als een briljante vervalsing door de auteur ervan, Mozes de Leon, werd het tot de gezaghebbende canon van de geschreven Kabbalah. De mondelinge overdracht van de Leer bleef zich in het geheim afspelen, hoewel iedere generatie erover sprak en schreef in termen die voor die tijd begrijpelijk waren. Isaac Luria, een kabbalist die leefde in het zestiende eeuwse Palestina, was de laatste belangrijke her-vertolker van de Traditie. Hoewel geen van zijn geschriften het overleefd heeft, is zijn invloed op het theoretische gebied en binnen de praktijk tot op dit moment aanwezig, zij het in gefragmenteerde vorm. De lijn zet zich nog altijd voort, na deel te hebben gehad aan de vele, zowel voor de traditie als voor de mensen die er deel aan hadden, catastrofale gebeurtenissen van de Joodse geschiedenis. De zeventiende eeuwse valse messias Sabbatai Zevi bracht het imago van de Kabbalah abrupt in diskrediet wat verschillende eeuwen voortduurde. De Kabbalah werd zeer in opspraak gebracht door aspirant magiërs die uitdrukkingen en diagrammen overnamen ten behoeve van zeer on-kabbalistische doeleinden. Magisch gebruik van de Kabbalah was onder Joden gedurende perioden van ernstige vervolging al eens eerder gangbaar geweest; dit gebeurt bij alle volken die onder extreme druk leven. Ondanks deze moeilijkheden zette de lijn zich voort in haar zuivere vorm. Zij manifesteerde zich onder de Chassidim van Oost Europa en de Joden in de Orient, die haar hadden overgenomen van de Sefardim of de vijftiende-eeuwse Spaanse en Portugese ballingen die zich over Europa, Noord Afrika en het Turkse Rijk hadden verspreid.

Alle formuleringen die een Traditie aanneemt, kennen een aanvang en een tijd van groei; ze vervullen hun taak, komen tot verval en sterven. Vaak echter zien diegenen die zich aan de periferie van zo’n beweging bevinden niet in dat het licht weggenomen is, dat het hart uit de formulering is verdwenen en dat het enige wat overblijft een staketsel is van overbodige regels. Niet aandachtige personen imiteren vaak de meester of nemen zelfs zijn rol over; ze onderwijzen zonder diepgang en zonder dat zij zich bewust zijn van de grondregels. Zij handelen automatisch vanuit datgene wat ze van buiten geleerd hebben, omdat ze de Leer nooit ervaren hebben. Zij zullen dit ook nooit kunnen, zolang er geen wezenlijke verandering plaatsvindt in hun zijn. De loop van de geschiedenis toont veel van zulke ontzielde spirituele stromingen die zich tot exact het tegengestelde ontwikkeld hebben van wat hun grondleggers voor ogen stond. Scholen die in eerste instantie werden opgericht om mensen bij hun spirituele bevrijding te helpen, kunnen tot psychologische gevangenissen worden. Een dergelijke situatie is gevaarlijk voor iemand die de waarheid of mystieke ervaring zoekt. Een leermeester die gewoon zijn eigen leraar na-aapt of, erger nog, een al lang dode mythe naleeft, is onbruikbaar. In zo'n geval kan een eerlijke aspirant hulp krijgen, maar niet binnen de autoriteit van een formele dynastie.

Contact met de verborgen traditie kan direct en onmiskenbaar zijn. Het is de onvindbare verbindingslijn die geleerden nooit zullen traceren. Het is de ware mondelinge traditie. Het resultaat kan spectaculair zijn, zoals Ezekiels visioen bij de rivier de Cheber, maar het zal eerder gaan om een kennelijk goed geënsceneerde gebeurtenis, een verandering van houding in psychologische zin of een ontmoeting die de richting van een heel leven verandert. Het enige dat voor zo’n gebeurtenis nodig is, is een totale bereidheid tot spirituele groei. Onder deze voorwaarde kunnen Genade en Voorzienigheid de omstandigheden samenbrengen voor een innerlijke en uiterlijke verandering. Zulke keerpunten zijn heel zeldzaam; maar het zijn ook ongewone mensen die bereid zijn om alles te riskeren voor een parel van onschatbare waarde. Op een bepaald moment, en altijd precies op het juiste moment, verschijnt een leraar of maggid. Hij kan zich op vele manieren manifesteren, zoals oude kabbalistische documenten aangeven. Het kan zijn dat je hem slechts één keer ontmoet, of het blijkt dat je hem je hele leven al gekend hebt. Het kan je grootvader zijn of een medestudent, de persoon die met jou op een boot de zee oversteekt, of iemand waarvan je dacht dat hij een dwaas was. Hij kan aan je voordeur verschijnen of al in je huis aanwezig zijn. Niemand kan weten wie jouw maggid of gids is, behalve jijzelf en hij. De Kabbalah kan alleen maar van aangezicht tot aangezicht doorgegeven worden. Het is een mondelinge traditie die, hoewel gegeven en ontvangen in de taal van vandaag, bestaat als een onafgebroken en gedurende vele eeuwen gevoerd gesprek.

Uit The Way of Kabbalah van Z'ev ben Shimon Halevi (Samuel Weiser 1976) pagina 15-20 hoofdstuk 1 'De Traditie'. Uit het Engels vertaald door Els Scholtes, met dank aan Vera Box-Thijs en Wilma Wedman.

Kabbahlistische voorstelling van de Vier Werelden